Terror – de duif

Poëzie

Het zwarte water ligt er als een vlek

verzonken in het

bont gekleurd tapijt

van pinksterbloemen, koolzaad, madeliefjes

verwaaide pruiken van het veenpluis

deinen zachtjes

aan de oever tussen het riet.

Ik was nog klein

liep naast de benen van mijn vader

en wist: hier was een kind verdronken

hier waar doodstil de reigers wachten

waar witte wolken drijven tussen kroos en gele plomp

hier kan iets zomaar verdwijnen

onder de oppervlakte van de tijd.

Het was een oud verhaal dat broeide

in de late zomerlucht, toen

voor ons op het pad

een vos opdook

een visioen met gloeiendhete ogen

en in zijn bek vol kwijl en bloed

een duif.

De duif hing in geknakte pose

overgeleverd

als een stilleven van de dood.

‘t Is lang geleden

maar ik weet nog

hoe het veenpluis aan de oever

knikte in de wind

en dat ik alles zag en alles voelde

als een kind

dat niets begreep.

* Uit de bundel Consilium Humanum (gedichten bij het werk van Ab Bol) – aangepast april 2022