licht klatert door gordijnen
vlekken morsend op tapijt
de zon is er vroeg bij vandaag
beveelt blote voeten buitenwaarts
waar het gras verschrikt
de dauwdruppels van zich afschudt
buiten in het ochtendgloren
hangen libelles tussen vleugels
de wind voert hen
naar de luwte van een beek
die met prehistorisch geduld
zichzelf een ruimte schept
en vult met donderend geraas
er is geen ontkomen aan
voor hen
en evenmin voor mij
oorverdovende stilte
deert libelles niet
zij laten zich wiegen
door het zuchten van de wind
superieur en vederlicht
en alles overziend
wat hier en nu is
in dit klare licht
waarin alles blijft
behalve ik
* Uit de bundel Consilium Humanum (gedichten bij het werk van Ab Bol)