Timor

Poëzie

Homo homini lupus

Voor de priesters die ons mores leren, voor de buurman die zijn oren ter beschikking stelt en je erbij zal lappen om zijn eigen huid te redden. Voor de beulen, de sadisten die het als zij zich vervelen om het even is – jij of wie dan ook. Voor hen die zonder twijfel zijn met collectieve idealen waar de enkeling voor wijken moet. Voor de pennenlikkers met hun visie en hun missie en hun rechtgeaarde ruggengraat.

Voor de getergden en verschoppelingen die het ook niet kunnen helpen dat ze recht breken wat een leven lang is kromgegroeid – als niet goedschiks dan maar kwaadschiks. Voor de korte lontjes, lange tenen. De kijk-voor-je’s en de zal-ik-jouw-eens-even-op-je-bek slaan’s. Voor de menigte die blind is, het joelende gepeupel, voor de politie die toch altijd je beste vriend was – en nu in pantser, onaantastbaar met wapenstok en pepperspray.

Voor de vrienden die geen vrienden zijn maar altijd weer verraders blijken, de familie van wie je het moet hebben. Voor je kinderen – ja zelfs voor hen – als zij gek van honger, niet aan denken, niet aan denken. Voor je geliefde die een ander liever heeft. Voor zolang als we de liefde hebben, de beschaving en het mededogen, zolang zal onderhuids de angst razen en hebben we geen wolven nodig om ons bang te maken.

* Uit de bundel Consilium Humanum (gedichten bij het werk van Ab Bol)